Artikel 3: De loop der stukken
3.1
Het is niet toegestaan een stuk te verplaatsen naar een veld waarop een stuk van dezelfde kleur staat. Als een stuk naar een veld wordt verplaatst waarop een stuk van de tegenstander staat dan wordt dit geslagen en van het schaakbord verwijderd als deel van dezelfde zet. Men zegt dat een stuk een stuk van de tegenstander aanvalt, als men met het eerstgenoemde stuk op dat veld iets kan slaan overeenkomstig de artikelen 3.2 tot en met 3.8.
Een stuk wordt geacht een veld aan te vallen, zelfs als dit stuk niet naar dat veld verplaatst mag worden omdat de koning van de eigen kleur als gevolg daarvan aangevallen blijft staan of aangevallen komt te staan.
3.2
Een loper mag worden verplaatst naar elk veld van een diagonaal waarop hij staat.
3.3
Een toren mag worden verplaatst naar elk veld van de lijn of rij waarop hij staat.
3.4
Een dame mag worden verplaatst naar elk veld van de lijn, de rij of een diagonaal waarop zij staat.
3.5
Bij deze zetten mag een loper, toren of dame niet over andere stukken heen worden verplaatst.
3.6
Een paard mag worden verplaatst naar een van de dichtstbijzijnde velden die niet op dezelfde lijn, rij of diagonaal liggen als waarop het staat.
3.7
a. Een pion mag voorwaarts worden verplaatst naar het veld direct vóór hem op dezelfde lijn, onder voorbehoud dat dit veld onbezet is, of
b. | bij zijn eerste zet mag een pion worden verplaatst als in 3.7.a; als alternatief mag hij twee velden op dezelfde lijn naar voren worden verplaatst onder voorwaarde dat beide velden onbezet zijn, of |
c. | een pion mag worden verplaatst naar een door een stuk van de tegenstander bezet veld schuin voor hem op een aangrenzende lijn. Hierbij wordt dit stuk geslagen. |
d. | Met een pion die op een veld staat op dezelfde rij en op een aangrenzende |
lijn als een pion van de tegenstander die net twee velden in één zet vanaf zijn oorspronkelijke veld naar voren is verplaatst, mag die pion van de tegenstander geslagen worden alsof deze slechts één veld naar voren is verplaatst. Dit slaan is alleen reglementair bij de eerstvolgende zet en wordt ‘en passant’ slaan genoemd.
e. | Als een aan zet zijnde speler een pion speelt naar de rij die het verst van zijn beginpositie is verwijderd, dan moet hij als deel van dezelfde zet, de pion vervangen door een nieuwe dame, toren, loper of paard van de kleur van de pion op het bedoelde aankomstveld. Dit veld heet het promotieveld. De keuze van de speler is niet beperkt tot stukken die eerder zijn geslagen. Deze vervanging van een pion door een ander stuk wordt ‘promotie’ genoemd. Het nieuwe stuk functioneert onmiddellijk. |
3.8
Er zijn twee verschillende manieren waarop men een koning mag verplaatsen:
a. | door verplaatsing naar een aangrenzend veld, |
b. | door ‘rokeren’. Dit is een zet met een koning en een toren van dezelfde kleur op de eerste rij van de speler, geldend als een enkele koningszet, die wordt uitgevoerd door de koning van zijn oorspronkelijke veld twee velden in de richting van de toren op zijn oorspronkelijke veld te verplaatsen, en daarna de toren over de koning heen te verplaatsen naar het door de koning zojuist overschreden veld. |
Vóór wits korte rokade
Vóór zwarts lange rokade
Ná wits korte rokade.
Ná zwarts lange rokade.
Vóór wits lange rokade.
Vóór zwarts korte rokade.
Ná wits lange rokade.
Ná zwarts korte rokade.
1) Het recht op rokeren is opgeheven:
a. | als met de koning al een zet is gedaan, of |
b. | met een toren waarmee reeds is gezet. |
2) Rokeren is tijdelijk niet toegestaan:
a. | als het veld waarop de koning staat, het veld dat overschreden wordt |
of het veld waarop hij geplaatst zou moeten worden, wordt aangevallen door een of meer stukken van de tegenstander;
b. | als er een stuk staat tussen de koning en de toren waarmee wordt beoogd te rokeren. |
3.9
Men zegt dat de koning ‘schaak’ staat, als hij wordt aangevallen door een of meer stukken van de tegenstander, zelfs als deze stukken niet naar het door de koning bezette veld verplaatst zouden mogen worden omdat ze dan de eigen koning in schaak zetten of laten staan. Geen enkel stuk mag worden verplaatst als ten gevolge daarvan de eigen koning dan schaak komt te staan of schaak blijft staan.
3.10
a. Een zet is reglementair als aan alle relevante vereisten van artikel 3.1 – 3.9 is voldaan.
b. | Een zet is onreglementair als niet aan alle relevante vereisten van artikel 3.1 – 3.9 is voldaan. |
c. | Een stelling is onreglementair als deze niet bereikt kan worden door een willekeurige serie reglementaire zetten. |