Artikel 2: De beginopstelling van de stukken op het schaakbord
Artikel 2: De beginopstelling van de stukken op het schaakbord |
![]() |
![]() |
|
Artikel 2: De beginopstelling van de stukken op het schaakbord |
![]() |
![]() |
2.1
Het schaakbord bestaat uit 64 vierkante velden van gelijke grootte in een rooster van 8x8, die afwisselend licht (de ‘witte’ velden) en donker (de ‘zwarte’ velden) zijn gekleurd. Het schaakbord wordt zodanig tussen de spelers geplaatst, dat het hoekveld dat het dichtst bij de rechterzijde van de speler ligt, wit is.
2.2
Bij het begin van de partij heeft de ene speler zestien lichtgekleurde stukken
(de ‘witte’ stukken); de andere heeft zestien donkergekleurde stukken (de ‘zwarte’ stukken). Deze stukken zijn met aanduiding van de gebruikelijke symbolen de volgende:
2.3
De beginopstelling van de stukken op het schaakbord is als volgt:
2.4
De acht verticale kolommen van velden noemt men ‘lijnen’. De acht horizontale reeksen van velden noemt men ‘rijen’. Een van een bordrand naar een aanliggende rand lopende rechte lijn van velden van dezelfde kleur wordt een ‘diagonaal’ genoemd.