Fritz 15

Artikel 9: Remise

Artikel 9: Remise

Previous topic Next topic  

Artikel 9: Remise

Previous topic Next topic  

 

9.1

a. In een wedstrijdreglement kan omschreven worden dat spelers geen remise mogen overeenkomen binnen een bepaald aantal zetten, of (zelfs) helemaal niet, zonder toestemming van de arbiter.

b. Echter, als het wedstrijdreglement een remiseovereenkomst toestaat dan gelden de volgende regels:

1.Een speler die remise wil aanbieden, dient dit te doen nadat hij zijn zet op het schaakbord heeft gedaan, en voordat hij zijn klok indrukt. Een remiseaanbod op elk ander moment tijdens de partij is wel geldig, maar moet worden getoetst aan artikel 11.5. Aan het aanbod kunnen geen voorwaarden worden verbonden. In beide gevallen kan het aanbod niet worden ingetrokken en blijft het van kracht totdat de tegenstander het aanneemt, het mondeling afwijst, het afwijst door een stuk aan te raken met de bedoeling er een zet mee te doen of het te slaan, of de partij op een andere wijze is beëindigd.
2.Een remiseaanbod dient door elke speler op zijn notatieformulier te worden aangegeven met het teken (=).
3.Een remiseclaim overeenkomstig de artikelen 9.2 of 9.3 moet als een remiseaanbod worden beschouwd.

 

9.2

De partij is remise, als een aan zet zijnde speler terecht claimt dat dezelfde stelling voor minstens de derde keer (niet noodzakelijkerwijs door opeenvolgende herhaling van zetten)

a.tot stand gaat komen, als hij eerst zijn zet, die niet gewijzigd mag worden, op zijn notatieformulier noteert en de arbiter zijn voornemen meedeelt om deze zet spelen, of
b.zojuist tot stand is gekomen, en de speler die remise claimt aan zet is.

Stellingen worden geacht dezelfde te zijn, alleen als dezelfde speler aan zet is, stukken van dezelfde soort en kleur dezelfde velden bezetten, en de mogelijke zetten van alle stukken van beide spelers dezelfde zijn.

Stellingen zijn niet dezelfde als:

1)een pion die en passant had kunnen worden geslagen niet langer op deze wijze kan worden geslagen.
2)een koning of toren het recht op rokeren hadden, maar doordat ze gezet zijn dit recht niet meer hebben. Het recht op rokeren vervalt zodra de koning of de toren gezet zijn.

 

9.3 De partij is remise, als een aan zet zijnde speler terecht claimt dat

a.er met de door hem op het notatieformulier genoteerde en aan de arbiter meegedeelde zet, die niet gewijzigd mag worden, de situatie wordt bereikt, dat er met de laatste vijftig opeenvolgende zetten van beide spelers geen pion is verzet en niets is geslagen, of
b.er met de laatste vijftig opeenvolgende voltooide zetten van beide spelers geen pion is verzet en niets is geslagen.

 

.4 Als de speler een stuk aanraakt zoals beschreven in artikel 4.3, dan verliest hij bij deze zet het recht om op grond van artikel 9.2 of 9.3 remise te claimen.

 

.5 Als een speler remise claimt op grond van artikel 9.2 of 9.3, dan moet hij of de arbiter de schaakklok stilzetten (zie artikel 6.12a of 6.12b). Hij mag zijn claim niet intrekken.
a.Als blijkt dat de claim terecht is, dan is de partij onmiddellijk remise.
b.Als blijkt dat de claim onterecht is, dan moet de arbiter twee minuten toevoegen aan de bedenktijd van de tegenstander. Daarna moet de partij worden voortgezet. Als de claim gebaseerd was op een voorgenomen zet, dan moet deze zet worden gedaan met inachtneming van de artikelen 3 en 4.

 

9.6

De partij is remise als een of beide van de volgende punten aan de orde zijn:

a.dezelfde stelling, zoals in 9.2b, is bereikt na ten minste vijf opeenvolgende alternerende zetten van beide spelers.
b.in een reeks van 75 opeenvolgende voltooide zetten van beide spelers is er geen pion verzet en er is niets geslagen. Als de laatste zet mat tot gevolg heeft, gaat mat voor.

 

9.7

De partij is remise als een stelling is bereikt waarin mat niet mogelijk is door welke reeks van reglementaire zetten dan ook. Dit beëindigt de partij onmiddellijk, op voorwaarde dat de zet waardoor deze stelling tot stand kwam in overeenstemming is met artikel 3 en de artikelen 4.2-4.7.